Gedichten van Liefdadigheid

“Een der oudste en merkwaardigste der Haagsche gedichten van liefdadigheid”, schrijft W.P van Stockum in zijn boek s-Gravenhage in den loop der tijden. Het Sint Nicolaas Gasthuis dat uit de Middeleeuwen stamt, stond aan het begin van de Oude Molstraat, op de hoek met de Grote Halstraat.

De historieschrijver Bor had als jaar van stichting opgegeven 1357. Maar historicus De Riemer vond dit niet aannemelijk omdat Hertog Aelbrecht van Beijeren zich in die tijd niet hier te lande bevond. Ondertussen vinden wij in de Grafelijke Rekeningen het bewijs dat het Gasthuis zelfs vóór 1357, namelijk in 1355, op kosten van Graaf Willem V is gesticht. Indien Hertog Aelbrecht het niet heeft gesticht, heeft hij het toch rijkelijk begiftigd. Het wapen van Aelbrecht van Beijeren staat nog boven de vroegere hoofdingang (sinds 1904 boven de ingang van het pand aan de Amsterdamse Veerkade). Tevens is dit wapen het logo van de huidige Stichting.

Het Gasthuis was bestemd tot verzorging van zieken, maar ook van oude of zwakke, onvermogende personen. “Inzonderheid en in de eerste plaats kwamen daarvoor in aanmerking de suppoosten of hofbeambten, zoo van het Grafelijk Huis als van den Hove van Holland, met hunne betrekkingen”. Het Sint Nicolaas Gasthuis waar tot de negentiende eeuw oude vrouwen én mannen woonden, veranderde aan het begin van die eeuw in een gasthuis voor uitsluitend vrouwelijke commensalen (inwonende bejaarden). Nadat in 1837 de laatste mannelijke commensaal overleed, konden nog slechts protestantse vrouwen van 60 jaar of ouder zich inkopen, al naar gelang hun ouderdom voor ƒ600 tot ƒ1200. Aan de oostzijde van het Gasthuis was een bijzondere zaal, “Baijaart” geheten, waar bedelaars en armen, van buiten komende, in de regel één dag en één nacht mochten verblijven.

Hertog Aelbrecht van Beijeren

Onderscheidene voorrechten werden van tijd tot tijd aan het Gasthuis geschonken. In 1385 begunstigde Hertog Aelbrecht haar met de korenmaat, de waag en de ellemaat. Later werd bepaald, dat niemand in Den Haag of Haagambacht, “eenige wollen lakens zou mogen uitsnijden of verkoopen, tenzij hij een stalle gehuurd had in de lakenhal of het „wolle wanthuis” van het Gasthuis”. De Hertog Aelbrecht voegde er nog het voorrecht aan toe om in “den Hofvijver te mogen visschen”. Bedoeld privilege werd bij plakkaat van 1577 door de Staten-Generaal vernieuwd.

Het Gasthuis stond onder beheer van de Grafelijke Rentmeester van de Domeinen van Holland, ter zijde gestaan door vier regenten en vier regentessen die de echtgenotes van de regenten waren. De verkiezing van de regenten had op een andere wijze plaats dan in de overige Haagse gasthuizen. 

De verkiezing geschiedde namelijk door assumering en behoefde geen goedkeuring van anderen. Op dit recht beriepen de regenten zich in 1787 toen de magistraat van Den Haag in 1787 een vacante plaats wilde vervullen. Ook in 1852 werd in correspondentie met het college van burgemeester en wethouders van Den Haag dit oude recht met nadruk vermeld. De regenten waren van oudsher afkomstig uit de sociale en financiële elite van Den Haag. Het aantal jaren dat iemand regent kon zijn, was niet aan een maximum gebonden.

Het was in 1388 dat Hertog Aelbrecht een kapel schonk aan het gasthuis, die er recht tegenover werd gebouwd. Vervolgens werd hieraan toegevoegd een waag die door de suppoosten van het Gasthuis werd bediend. In 1615 werd de kapel tot een vleeshal ingericht. In 1861 is deze vleeshal opgeheven en het oude gebouw afgebroken, ter vergroting van het stadhuis.

Franse tijd

De bezittingen van het gasthuis waren tot de Bataafs-Franse tijd dusdanig aanzienlijk dat de stichting het rijkste gasthuis van Den Haag kon worden genoemd. Na de inlijving van Holland door Frankrijk verviel een aantal oude rechten die voordien aan het Sint Nicolaas Gasthuis toekwam. De waardevermindering van de effecten deed het bestuur besluiten om de landerijen te verkopen. Dit kon evenwel niet verhinderen dat het Sint Nicolaas Gasthuis zich met een aanzienlijke financiële achteruitgang geconfronteerd zag. Zozeer zelfs dat op 17 april 1823 een voorstel werd gedaan om het gasthuis te verkopen en van de opbrengst de crediteuren te betalen. Zover kwam het niet. Koning Willem I stond in 1824 surséance van betaling toe. De regenten zelf namen een aantal maatregelen. Een deel van het Gasthuis werd omgebouwd tot pakhuis voor tabak; het aantal commensalen (inwonende bejaarden) werd teruggebracht tot acht; tijdelijk werden enige lonen – zoals dat van de binnenmoeder – niet betaald en een aantal eigendommen zoals een huis met grond aan de Denneweg werd verkocht. 

Toen in 1843 het Gasthuis bouwvallig dreigde te worden, werd de zuidelijke vleugel aan de Grote Halstraat ingericht als diaconieschool, die hier tot 1895 zou blijven. Voor de inrichting van de school sloot het Sint Nicolaas Gasthuis een lening af. Het succesvolle resultaat van de maatregelen bleek na enige jaren. Een deel van het Gasthuis kon worden vernieuwd en in 1848 konden weer enige nieuwe commensalen worden opgenomen. De schulden verminderden geleidelijk. In 1863 was de financiële positie dusdanig versterkt, dat het Sint Nicolaas Gasthuis opnieuw kon worden verbouwd en vergroot. Na sluiting van de diaconieschool in 1895 werd deze ruimte ingericht als kantoor voor de Rijksbelasting-ontvanger.Zoals uit de bovenstaande korte geschiedenis blijkt, heeft het St. Nicolaas Gasthuis tijden van verval en tijden van voorspoed gekend. In de middeleeuwen was het zeker een stichting van betekenis. Niets dan een nuchter opschrift herinnert aan de straatzijde er aan dat hier het overblijfsel staat van een eenmaal rijk gesticht. Alleen het typische poortje bleef goed herkenbaar in de nieuwe gevel van het schoolgebouw – later belastingkantoor – aan de Grote Halstraat.

Na 1900

In 1904 moest dit gebouw wijken voor het toenemende verkeer en werd afgebroken. In dat zelfde jaar verhuisde het Gasthuis van de Grote Halstraat naar een nieuw gebouwd pand aan de Amsterdamse Veerkade.

Aan de Amsterdamse Veerkade werden twee bouwvallige herenhuizen gekocht, die geheel werden gesloopt. Naar ontwerp van architect S. Westra werd in 1904 op de vrijgekomen plaats een nieuw gasthuis gebouwd voor 24 vrouwelijke commensalen (inwonende bejaarden). Vervolgens vond de verhuizing van het Gasthuis plaats van de Grote Halstraat naar de Amsterdamse Veerkade.

Het oude gebouw op de hoek Grote Halstraat – Oude Molstraat werd verkocht aan de gemeente Den Haag en in 1908 afgebroken om ruimte te maken voor het toenemende verkeer. Ter herinnering aan de oude huisvesting, werd de hoofdingang met de wapensteen van Aelbrecht van Beijeren aan de Grote Halstraat uitgebroken en als ingang van het pand aan de Amsterdamse Veerkade geplaatst. Met de verhuizing kwamen de schilderijen uit de zeventiende en de achttiende eeuw, het achttiende-eeuwse zilver, het porselein, het glaswerk, het tin en de antieke meubels over en kregen een plaats in de regentenkamer en de conversatiezaal van het nieuwe gebouw.

In 1950 werd er tussen de besturen van het Oude Mannenhuis en dat van het Sint Nicolaas Gasthuis overleg gevoerd over een mogelijke fusie tussen de beide instellingen. De langdurige onderbezetting van het aantal bewoners was voor het bestuur van het Sint Nicolaas Gasthuis een indicatie, dat de instelling in de huidige opzet niet meer aan de oorspronkelijke bestemming voldeed. Het aantal pensionaires was in die tijd teruggelopen van 24 tot onder de vijftien. Een dergelijke ontwikkeling had zich ook voorgedaan bij het Oude Mannenhuis. Principiële bezwaren tegen een samengaan waren er niet. Maar tot een fusie zou het evenwel niet komen.

Huize Aelbrecht van Beijeren

Het saneringsplan van de gemeente Den Haag uit 1960 zorgde voor een opzienbarend besluit. Het verkeer stelde voor een tweede maal eisen aan het Sint Nicolaas Gasthuis. Het pand Amsterdamse Veerkade 15 zou moeten worden afgebroken voor een geplande ringweg. Dit wetende, heeft het bestuur van het Sint Nicolaas Gasthuis doen besluiten om ervan af te zien het gebouw te moderniseren. Mede met inspanningen van het bestuur van het Oude Mannenhuis is vervolgens besloten tot de bouw van de bejaardenflat ‘Huize Aelbrecht van Beijeren’ aan de Theo Mann-Bouwmeesterlaan nr. 1. De speciaal hiertoe opgerichte Stichting Aelbrecht van Beijeren werd verantwoordelijk voor de bouw en de exploitatie van de bejaardenflat. De belangrijkste reden van de oprichting was de volgende. De verwachting was dat de overheid de Stichting Aelbrecht van Beijeren die geen eigen middelen had, zou subsidiëren, terwijl de kans tot financiële bijstand van het kapitaalkrachtige Sint Nicolaas Gasthuis gering werd geacht. In 1960 kon door deze nieuwe stichting een stuk grond in de wijk Duinzigt worden aangekocht.
Tot de bouw van de ringweg en de sloop van het pand aan de Amsterdamse Veerkade is het nooit gekomen. In het pand zijn thans appartementen gevestigd.

Na enige jaren voorbereiding kon in 1964 – na het verkrijgen van de rijksgoedkeuring – met de bouw van het bejaardenhuis een aanvang worden gemaakt. Huize Aelbrecht van Beijeren werd op 29 juni 1967 geopend door de Haagse burgemeester mr. H.A.M.T. Kolfschoten. De koopsom van de grond werd voorgeschoten door het Sint Nicolaas Gasthuis, omdat de Stichting Aelbrecht van Beijeren geen eigen middelen had. Het Sint Nicolaas Gasthuis verkocht daarom uit eigen bezit enige effecten.

Voor de bouw van de bejaardenflat werd door de Stichting Aelbrecht van Beijeren niet alleen geld geleend bij het Sint Nicolaas Gasthuis. Ook werd bij de Hollandse Betongroep een annuïteitlening afgesloten en tenslotte gaf de Stichting Aelbrecht van Beijeren de zogenaamde “7% bewonersobligaties” uit voor een totaalbedrag van f 342.000,-. Iedere nieuwe bewoner diende zes obligaties van f 1000,- aan te kopen. Dit gold oorspronkelijk als voorwaarde voor binnenkomst in het huis. In 1980 was het grootste deel van deze obligaties overgenomen door de Stichting Sint Nicolaas Gasthuis.
Het Sint Nicolaas Gasthuis was eveneens betrokken bij de inrichting van Huize Aelbrecht. Allerlei waardevolle zaken, zoals oude schilderijen en antiek meubilair werden aan de nieuwe stichting in bewaring gegeven om het bejaardenhuis in stijl in te richten.

Haags Historisch Museum

In 2011 is het merendeel van deze inventaris geschonken en in eigendom overgedragen aan Huize Aelbrecht. Goederen die duidelijk verbonden zijn aan het Sint Nicolaas Gasthuis – zoals een aantal schilderijen, prenten, het grote wapenbord van Aelbrecht, de bewerkte geldkist en zilver- en glaswerk – zijn in bruikleen overgedragen aan het Haags Historisch Museum. Dit museum zal een permanente tentoonstelling inrichten over de bejaardenzorg in Den Haag door de eeuwen heen.

Het bestuur van de Stichting Aelbrecht van Beijeren was bij de oprichting geheel gelijk aan dat van het Sint Nicolaas Gasthuis. Het aantal identieke bestuursleden verminderde geleidelijk aan. Sinds 1980 nemen er geen bestuursleden van het Sint Nicolaas Gasthuis meer deel aan dat van de Stichting Aelbrecht van Beijeren.

__________________________________________

Bronnen:
Wikisource
Haags Gemeentearchief
Geschiedenis van Den Haag / Haagse straten
Haagse gasthuizen door de eeuwen heen – Marie-Christine Engels